zondag 18 november 2012

Esther Porcelijn / Taal van Tilburg

Bron: Stadsdichtertilburg.nl

Speciaal voor de Taal van Tilburgdag maakte stadsdichter Esther Porcelijn het volgende gedicht:


Iemand ‘liket’ een filmpje op internet.
Hamasleider  als een natte dweil uit een auto gesleept.
Ik trek mijn pèkske aan voor de carnaval, het is een bananenpèkske.
Voor als de natte-dweilen-look uit het terrorfilmpje niet meer van nu is.
Je moet wat als je op sjantenelle gaat.
Natte dweilen doen het niet goed bij de ‘gasten’.

Dropshotje over mijn harige tanden en slagroom uit mijn navel.
Met de cárnaval een dansje wagen.
Er staat een man naar mij te loeren
Bert heet hij, Bert knikt en lacht ruim,
Bert is ’n goei mèns.
Pinteman vatten bij de schuimhorens.
Zuipen is voor vrouwen met baarden.

In de wereld gaat alles sneller
Mensen slepen elkaars lichamen voort
Facebook checken op de smartphone
Fucking random epic awesome as fuck
Third generation techno-memes ,epic fail.
Liked it, no just, you know, its like you troll.
I will troll the fuck out of you just,you know,
Posting some articles about stuff and shit.
Thinking it says something about my… you know...
Personality. My me, me me.

Oorlogen waaien verder,
Maar godnondedju wa is d’r veul gezèver.
En zodra ik die zachte klanken hoor
Weet ik dat de mensen meewaaien.
Een woord als: ‘leutig’ maakt alles licht,
Van goudgele pintjes en boterbloemvrouwen
Vrede zij met u. Aflaat betalen,
Van geschoren schaapjes en eikenhout.
“Sterfte? Da’s toch gewoon?
Iedereen zal d’r aan moeten geloven
Què dè betrèf.”

Warmte als oude enveloppen,
Naast kille lange I- en L- en K-vormige gebouwen
De È, ò, eu, ao, à.
Die klanken zouden versmelten tot grote
zandstenen rondbogige gotische vroeger gebouwen.
Waar witte vrouwen in lange jurken rond je dansen.
Kom dan bij mij dansen! Dans met mij!

Buiten is het koud, buiten de tong, op de tanden.
De T, je loopt tegen die harde plastic: “T” Keihard.
Dat is p’cies zo’n ding waar je niet omheen kan
Zo hèdde ge da wel met meer dingskes
Dat valt dan vies tegen ja,  maar zo gaat het.
P’cies zôn dingske.
Net als de muziek van carnaval.
Hard en draaierig.
D’r is wel iemand die je opvangt,
met een glijbaan van de: ` (‘accent grave’).
Een zachte landing.
Dà ’s altij’.

 Beter togen wij ons naar ’t café.
Beter gaan we samen, tegen de kou
In ons pèkske.
Dan lachen we wat,
Knikken we wat,
Begin ik weer over Hamas.
Zeg jij iets als: “Gôh, ja.”
En dan zeg ik: “inderdaad, erg hè?”
Dan zeg jij: “Ja, best, kei erg”
En ik: “mwa, ik begrijp het niet”
En jij: “niet alles is te begrijpen, dènk’.”
Dan rommel ik in de nootjes
En terwijl jij toekijkt
Vinden we daar onze subtekst.

 
   - Esther Porcelijn, 2012