Ans van den Nieuwenhuijzen-Kuijters is de schrijfster van dit artikel. Geboren in Tilburg en liefhebber van de Tilburgse taal, woont zij momenteel in Waalwijk.
Naar aanleiding van mijn bezoek aan de kleine expositie die ingericht is bij Selexyz Gianotten met als thema ‘Tilburgs dialect’ mijn bijdrage aan een ‘hil jaor òndacht vur de Tilbörgse taol’.
Vanuit ‘Holland’ wordt er systematisch neergekeken op mensen die één van onze Brabantse streektalen als moedertaal hebben en zich er niet voor schamen dat ze daarin hun gevoelens ‘t makkelijkst kunnen uiten.
Moedertaal is op zich al een mooi woord; de taal die je moeder sprak.
Ik zie de streektaal als cultuurdrager, niet als iets plats of ordinairs waarop je zou moeten neerkijken, omdat het onbeschaafd zou zijn, iets waarover boven de rivieren nogal lacherig wordt gedaan.
Wat mij betreft ook een wezenlijk leervak in het basisonderwijs, omdat mijn generatie waarschijnlijk de laatste is die zich nog bedient van het dialect.
Een stukje van je regionale indenteit waar je trots op zou moeten zijn.
Ik ben het dus niet helemaal eens met Ferry van de Zaande ( F. van der Meer) die zegt ’ dat het Tilburgs de taal van de straat is, de taal van de ongeschoolde arbeider, die om boven het lawaai van de weefgetouwen uit te kunnen komen zo hard mogelijk geschreeuwd dient te worden. De weefgetouwen zijn verdwenen, het geschreeuw is gebleven’.
Je creëert hiermee het stigma van achterlijkheid.
Daar staat tegenover dat een cultfiguur als Ferry van de Zaande wel degelijk een bijdrage levert aan het behoud van het Tilburgs dialect, omdat het de jeugd méér aanspreekt dan waarschijnlijk de gedichten van Piet Heerkens ( 1897-1944) uit de tijd toen gedichten nog verzen genoemd werden.
Moedertaal is op zich al een mooi woord; de taal die je moeder sprak.
Ik zie de streektaal als cultuurdrager, niet als iets plats of ordinairs waarop je zou moeten neerkijken, omdat het onbeschaafd zou zijn, iets waarover boven de rivieren nogal lacherig wordt gedaan.
Wat mij betreft ook een wezenlijk leervak in het basisonderwijs, omdat mijn generatie waarschijnlijk de laatste is die zich nog bedient van het dialect.
Een stukje van je regionale indenteit waar je trots op zou moeten zijn.
Ik ben het dus niet helemaal eens met Ferry van de Zaande ( F. van der Meer) die zegt ’ dat het Tilburgs de taal van de straat is, de taal van de ongeschoolde arbeider, die om boven het lawaai van de weefgetouwen uit te kunnen komen zo hard mogelijk geschreeuwd dient te worden. De weefgetouwen zijn verdwenen, het geschreeuw is gebleven’.
Je creëert hiermee het stigma van achterlijkheid.
Daar staat tegenover dat een cultfiguur als Ferry van de Zaande wel degelijk een bijdrage levert aan het behoud van het Tilburgs dialect, omdat het de jeugd méér aanspreekt dan waarschijnlijk de gedichten van Piet Heerkens ( 1897-1944) uit de tijd toen gedichten nog verzen genoemd werden.
De dichter die als eerste, gedichten schreef in het Tilburgs dialect.
Als voorwoord in zijn bundel ‘Den örgel’schreef hij: ‘Et Brabants is mar ’n boeretaol en et Tilburgs is et lillikste Brabants dè-t-er bestao,-zoo zegge ze…….mar ge moet meschien ’n jaor of tien in de vremde laande zèn geweest om in et diepste kuiltje van oe gemoed te vuulen, hoe gelógen of dè-d-is!
Iederendeen z’n moedertaol is verreweg de schoonste taol van heel de wereld, -et is de klaank van zijn eigen laand, z’n eige volk, z’n tong, z’n hart, z’nen eigen aord,- mar ge moet meschien ’n jaor of tien in vremde laande zijn geweest om et in et diepste kuiltje van oe hart te kunnen vuulen hoe waor of dè-d-is’………
Iederendeen z’n moedertaol is verreweg de schoonste taol van heel de wereld, -et is de klaank van zijn eigen laand, z’n eige volk, z’n tong, z’n hart, z’nen eigen aord,- mar ge moet meschien ’n jaor of tien in vremde laande zijn geweest om et in et diepste kuiltje van oe hart te kunnen vuulen hoe waor of dè-d-is’………
Nou is Waalwijk wel niet zo héél ver weg……….maar toch!